terug

FACES NOW in Nederlands Fotomuseum

Faces
Faces Now

Faces Now is een overzicht van de Europese portretfotografie sinds de periode van het postmodernisme. De tentoonstelling toont de zoektocht naar de identiteit van het oude continent in een snel veranderende wereld, met het portret als instrument.

“We leven in de tijd van het portret. Niet eerder in de geschiedenis was het maken van een portret zo populair, vooral in de vorm van een selfie.” Zo begint de inleiding van curator Frits Gierstberg in de catalogus van de tentoonstelling Europese portretfotografie sinds 1990. En zo is het ook. Portretten worden overal gemaakt en niet in het minst op Facebook, waar nu elke wereldburger zijn identiteit kan construeren of misschien wel kan maskeren. Iedereen begrijpt in deze tijd van social media dat het portret niets anders is dan een zoektocht naar zichzelf en geen afbeelding van de ziel, zoals vroeger veelal werd gedacht. De ziel bestaat niet meer en de mens is nu een samenraapsel van buitenkanten, sociale verhoudingen, verwachtingen van anderen, en vooral een vat van onzekerheden. De portretfotografie, zo schrijft Gierstberg, kan sinds het postmodernisme beschreven worden als een nieuwe renaissance, reden waarom op de tentoonstelling in Bozar in Brussel ook schilderijen uit de Renaissance getoond werden. Ook in die periode ontstond een nieuwe vorm van identiteit, maar toen was het geheel anders als nu. In de Renaissance ontworstelde de moderne Europese mens zich van het juk van de kerk, en werd het individu voor het eerst in de geschiedenis uitgevonden, het meest helder geformuleerd door Descartes met zijn Cogito ergo sum, ik denk dus ik besta. In de huidige periode is de mens minder zeker van zichzelf en zou de Cartiaanse stelling kunnen luiden Imago ergo sum, een vrije vertaling van: ik word afgebeeld dus ik besta.

Faces Now
Faces Now

Gierstberg refereert in zijn inleiding aan de verwarring die de huidige Europeaan ervaart in de constructie van zijn identiteit. Dit komt onder meer door de vervaging van de grenzen en lokale gemeenschappen, maar ook door de te vaak aan gehaalde filosoof Lyotard, die het postmodernisme aankondigde met de constatering dat de grote verhalen (de grote ideologieën) waren verdwenen. Ze bestaan nog maar hebben geen vat meer op de zoekende existentialistische mens. “Mogelijk is de vraag naar de eigen identiteit – ten opzichte van de ander, de groep, de gemeenschap – belangrijker en prangender dan ooit tevoren in de geschiedenis,” aldus Gierstberg in het laatste en meest relevante stukje van zijn inleiding. Helaas zijn de andere paragrafen soms nodeloze uitstapjes, die eerder verwarren dan verduidelijken. Zo begrijp ik niet waarom verteld wordt dat Anton Corbijn bevriend raakte met U2, waardoor ik zou moeten begrijpen dat betrokkenheid een belangrijk element is bij de portretfotografie. Betrokkenheid is bij veel fotografie cruciaal, maar of dat nu een element is dat bij de huidige vormen van portretfotografie het doorslaggevend element is, vraag ik me in het kader van de tentoonstelling af. Dat geldt tevens ook voor de toevoeging van de portretten van Anton Corbijn in de tentoonstelling. Bij portretten van de popmusici en andere artiesten speelt weliswaar de vorming van identiteit een rol maar in het kader van een ‘omgekeerde’ renaissance van de huidige tijd, de verwarring van de Europeaan, vind ik de portretten van Corbijn, hoe uitstekend ook, niet de grootste rol spelen. Dan is zijn evenknie Koos Breukel wel een beter voorbeeld. Er zijn meerdere voorbeelden te noemen van keuzen die niet altijd even helder zijn en misschien ingegeven zijn door lokale belangen. Omdat de tentoonstelling na Brussel en Rotterdam ook te zien zal zijn in Thessaloniki, zijn er opvallend veel Griekse fotografen opgenomen. Niet dat het erg is, de portretten en verhalen van Nikos Markou zijn interessant genoeg en geven een interessant inkijkje in het huidige, door de crisis gesteisterde Griekenland. Minder goede keuzen vond ik ook Beat Streuli (Zwitserland) met enigszins gedateerde straatportretten, de gefotografeerde schilderijen van Jorma Puranen (Finland) en de anachronistische zelfportretten (met korrel en al) van Jorge Molder (Portugal) of de minder sterke verzameling van Alberto Garcia-Alex (Spanje). De foto’s van machtshebbers waaronder de voormalig minister-president van de Nederlandse Bank Wim Duisenberg van fotograaf Christian Courreges begrijp ik in dit verband helemaal niet. Ze zijn vooral modernistisch in hun stijl en benadering, veel te rolbevestigend en passen niet in het rijtje thuis.
Faces Now
Faces Now

Maar dit gezegd hebbende kun je constateren dat de tentoonstelling hier niet minder interessant door wordt. De highlights zijn de onderkoelde portretten van de Düsseldorfer Schule fotograaf Thomas Ruff, die ook aangehaald worden als het begin van een nieuwe periode in de portretfotografie. Ook good old Rineke Dijkstra is in de collectie opgenomen, evenals Arie Versluis & Ellie Uyttenboek met de Exactitudes. Interessant vond ik de ontdekking van Jitka Hanslova (Tsjechië), bizar en ontluisterend zijn de portretten van Boris Mikhailov (Oekraïne), die een blik werpen op de armoede van het oosten van Europa. Dat geldt ook voor de poëtische portretten op het platteland van Polen van Adam Panczuk. Deze portretten laten een onbekende wereld zien die tevens een corrigerende werking hebben op de ’visuele identiteit’ van Europa, omdat ze een grotere band met het verleden, het platteland en de oude tradities hebben dan de portretten in het Westen van Europa laten zien.
In een nawoord in de catalogus filosofeert Alicja Gescinka door op de Europese identiteit, waarin ze hier en daar de opvattingen van Gierstberg ondergraaft. “Volgens een populaire zegswijze zijn de ogen de poorten van de ziel,” zo begint ze haar betoog waarin ze de waarneming van het gezicht van een ander op een min of meer modernistische wijze uit de doeken probeert te doen. Het wordt pas interessant wanneer ze spreekt over de vele gezichten van Europa. “Als Europa een eigen gezicht heeft, is het een gezicht dat uit vele gezichten bestaat. Het gezicht van Europa is een mozaïek van de gezichten – en dus identiteiten – van alle Europeanen.” En hier zit ook meteen de zwakke plek, want als je goed kijkt, zie je op alle portretten door de hele tentoonstelling heen blanke gezichten. En dat in een tijd die niet alleen wordt gekenmerkt door het zo vage postmodernisme maar ook door een massale immigratie, die in wezen al decennia geleden is begonnen. Maar ik ben nergens een gezicht van Afrikaanse of Aziatische herkomst tegengekomen, een gezicht dat de post-koloniaal-modern Europese identiteit zou kunnen tonen. Ja toch, op een van de werken van van Versluis & Uyttenbroek, maar bij hen is niet de mens maar de kleding en het uiterlijk het onderwerp
Faces
Faces

Faces Now is een visie op en van de blanke Europese mens, de verwarde, naar zijn eigen identiteit zoekende postmodernist, die vergeet dat er heel wat nieuwe buren bij zijn gekomen. Of deze beelden ontbraken of dat er niet naar gezocht is wordt niet duidelijk. Desalniettemin is het een van de beste tentoonstellingen – een goed thema en mooi vormgegeven –  die ik het Nederlands Fotomuseum heb mogen bekijken.