terug

Sem Presser Lecture Stanley Greene: van vlinder naar mot

Een grote hoed, daaronder een donkere zonnebril, een lange donkere jas en cowboylaarzen. Een bijzondere verschijning, dat is fotograaf Stanley Greene zeker. De presentator van het World Press Photo Festival, dat van 20 t/m 22 april plaats vond in het Compagnietheater in Amsterdam, noemt Greene een rockster. Dat is hij niet, zegt de fotograaf. Het blijkt ook uit zijn lezing, hij is eerder een poëet.

Foto: Lars Boering, dir. World Press Photo
Foto: Lars Boering, dir. World Press Photo
Als eerste verontschuldigt Greene zich dat hij vanaf papier zal voorlezen. Nu 67 jaar oud is zijn geheugen niet meer wat hij is geweest. De fotograaf neemt het publiek mee door zijn carrière als fotograaf terwijl achter hem op het grote scherm de ene na de andere prachtige foto verschijnt. Gemaakt met zijn Leica, op film. Nog steeds heeft Greene niets met digitaal. Hij kan nog steeds lachen om de gezichten van studenten als hij zijn camera toont en hen moet uitleggen dat er film in gaat en je de foto’s niet gelijk terug kunt zien. Foto’s moet je vasthouden, mee naar bed kunnen nemen en over de grond uitspreiden om te editten zegt Greene terwijl hij een paar contactsheets over de vloer laat dwarrelen.
De woorden die Greene spreekt zijn geen gewone zinnen. Hij praat rustig, varieert in intonatie. Hij leest niet zijn levensverhaal op, maar een gedicht. Een gedicht over zijn leven. Dat begon met het fotograferen van de de punkscene en mode. Pas later besluit hij om fotojournalist te worden. Greene is betrokken bij wat er gebeurt in de wereld. Niet voor niets was hij ooit lid van de Black Panther beweging en een activist tegen de oorlog in Vietnam.
Greene reist de hele wereld over van de ene crisis naar de ander. Hij heeft ze crisis nodig, zegt hij. Hij kan niet zonder, steeds weer trekt hij er heen. Beroemd wordt hij door zijn werk in Tsjetsjenië waar hij jarenlang het conflict tussen de Russen en de rebellen documenteert. Alles legt hij vast, alle ellende in de wereld ziet hij door zijn camera.
Het eist zijn tol. Niet alleen in de relaties, ook bij hemzelf. Eigenlijk zegt hij, terwijl hij de vellen waarvan hij leest steeds op de grond laat vallen, moet je na acht jaar wat anders doen: “Eerst groei je uit tot een prachtige vlinder, na acht jaar verander je in een mot.” Een mot die naar de vlammen vliegt en niet doorheeft dat hij zijn eigen dood tegemoet gaat. De mot vliegt gewoon omdat hij niet anders weet. En misschien, zegt Greene, is hijzelf ook wel een mot geworden. 
Niet dat Greene van plan is te stoppen, in tegendeel. Hij moet wel. Verhalen moeten verteld blijven worden. Hij besluit met een quote van Philip Jones Griffiths over het belang van fotografie: “It’s not about money, or getting published. But because some things need to be seen.” Niet vaak vormden woorden en beelden zo’n mooie combinatie tijdens een Sem Presser Lecture. Fotografen die zo goed kunnen fotograferen én kunnen vertellen zijn een zeldzaamheid. Misschien is Greene geen rockster, tijdens de lezing was hij wel even een idool voor de aanwezigen.